Het Proces-Verbaal

Ontdek hier wat u kan doen.

Het Proces-Verbaal

Het proces-verbaal dient om een overtreding schriftelijk vast te stellen. Enkel bevoegde personen (bv. De lokale politie) kunnen wettelijk een proces-verbaal opstellen. Zo’n proces-verbaal heeft wettelijke bewijswaarde.

Art. 62, eerste lid Wegverkeerswet bepaalt:

«De overheidspersonen die door de Koning worden aangewezen om toezicht te houden op de naleving van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten, stellen de overtredingen vast door processen-verbaal die bewijskracht hebben zolang het tegendeel niet is bewezen.»

Het achtste lid van dat artikel bepaalt:

«Een afschrift van die processen-verbaal wordt aan de overtreders gezonden binnen een termijn van veertien dagen, te rekenen van de datum van vaststelling van de misdrijven.»

De bijzondere bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel die de wet hecht aan het krachtens art. 62 Wegverkeerswet opgestelde proces-verbaal geldt alleen voor de persoonlijk door de opsteller binnen de perken van zijn bevoegdheidsopdracht gedane zintuiglijke vaststellingen betreffende de bestanddelen van het misdrijf en de ermee verbonden omstandigheden, met inbegrip van de vermelding dat een afschrift van het proces-verbaal aan de overtreder werd gezonden en van de datum waarop dit gebeurde (Cass. 16 september 2014, Arr.Cass. 2014, 1905).

Het Grondwettelijk Hof overweegt dienaangaande dat de bijzondere wettelijke bewijswaarde een uitzondering vormt op de algemene regel dat een proces-verbaal geldt als loutere inlichting, alsook op de regel van de vrije bewijslevering in strafzaken, waarbij de rechter, naar eigen overtuiging, de bewijswaarde van een bepaald element beoordeelt. Die processen-verbaal hebben dan ook tot gevolg dat de beklaagde in een situatie wordt gebracht die verschilt van die welke de regel is in het strafprocesrecht. Een dergelijke maatregel wordt verantwoord door de moeilijke bewijsbaarheid van het begaan van overtredingen die vaak slechts vluchtig vast te stellen zijn en waarvan de vaststelling wordt bemoeilijkt door de mobiliteit van het voertuig.

De in art. 62, achtste lid WVW vastgelegde termijn van veertien dagen maakt het de overtreder mogelijk het tegenbewijs te leveren, waarbij dat bewijs kan worden geleverd door alle wettelijke bewijsmiddelen die door de rechter worden beoordeeld. Indien aldus het bewijs wordt geleverd dat de natuurlijke persoon die houder is van de nummerplaat, niet de dader van het misdrijf is, zal het proces-verbaal de bewijswaarde verliezen die art. 62, tweede lid WVW eraan geeft om enkel als inlichting door de rechter te worden beoordeeld (GwH).

Heeft u nog vragen, of wil u een eerste advies?

Neem via onderstaande knop contact op met een gespecialiseerd advocaat.

Contacteer een specialist